Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de in dit verband geldende onderrichtingen bij de opmaak van budgetten en meerjarenplannen;
Overwegende dat de gemeente een algemene en evenwichtige spreiding van de belastingdruk nastreeft over al de belanghebbenden op het grondgebied van de gemeente;
Overwegende dat de belasting op de oppervlakte van de vestigingen van een onderneming, zelfstandige of vrije beroeper tot doel heeft om alle bedrijven op het grondgebied van de gemeente te laten bijdragen;
Overwegende dat deze belasting strekt tot dekking van de algemene gemeentelijke uitgaven, onder meer wat betreft infrastructuur en dienstverlening, alsook ter bevordering van de algemene economische ontwikkeling van de gemeente;
Overwegende immers dat elk bedrijf, hoe klein ook, geniet van deze infrastructuur, dienstverlening en economische ontwikkeling van de gemeente;
Overwegende dat de beschikbare ruimte schaars is en dus optimaal benut moet worden.
Overwegende dat als belastbare basis de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte wordt gekozen, hetgeen in een redelijk verband staat met de invloed van de betrokken belastingplichtigen op de gemeentelijke uitgaven, onder meer wat betreft infrastructuur en algemene dienstverlening;
Overwegende dat bij het bepalen van het tarief tevens rekening wordt gehouden met de klasse van hinderlijkheid, zodat bedrijven en beoefenaars van vrije beroepen die geen zware impact hebben op de directe omgeving en het milieu minder zwaar belast worden;
Overwegende dat de gemeente hiervoor de indelingslijst van de Vlaamse Regering (bijlagen Vlarem II) zal gebruiken, waarbij de aard en de ligging van de inrichting of activiteit alsook de gradatie in de risico’s en de hinder die zij afstralen, bepalende factoren zijn bij het aanwijzen van de klasse ervan. Inrichtingen en activiteiten van klasse 1 vertonen intrinsiek de grootste hinder of risico’s, inrichtingen of activiteiten van klasse 3 de minste. Voor de inrichtingen en activiteiten van klasse 1 en 2 moet specifiek een omgevingsvergunning worden aangevraagd, terwijl voor de inrichtingen en activiteiten van klasse 3 slechts een meldingsplicht geldt. De gemeente acht het daarom verantwoord om deze minst hinderlijke activiteiten voor de toepassing van dit belastingreglement gelijk te schakelen met alle overige activiteiten niet beoogd in de bijlagen bij Vlarem II;
Overwegende dat land- en tuinbouwbedrijven en (openlucht-)recreatieve bedrijven uit hun aard een veel groter bebouwd en onbebouwd areaal nodig hebben om een leefbaar bedrijf te kunnen uitbaten dan de andere bedrijven, zodat het passend is om in een lager tarief te voorzien voor dergelijke bedrijven;
Overwegende dat land- en tuinbouwbedrijven verhoudingsgewijs gemeten per oppervlakte-eenheid ook minder genieten van de algemene economische ontwikkeling in de gemeente;
Overwegende dat grondeigenaars van bossen, indien niet aangewend voor de bosbouw, vaak grotere oppervlaktes bezitten die minder rendabel zijn.
Gelet op het bijzonder belang van sommige entiteiten en erkende verenigingen, alsook hun draagkracht, past het om te voorzien in een vrijstelling van deze niet-commerciële instellingen. De belasting is gericht op een rechtmatige verdeling van de belastingdruk zodat het genereren van inkomsten bij draagkrachtige belastingplichtigen en het vrijstellen van niet-commerciële instellingen niet onredelijk is;
Overwegende dat de gemeente veel belang hecht aan inspraak en advies van maatschappelijk betrokken verenigingen, die bijdragen tot democratische waarden en het algemeen belang / welzijn; dat de vrijstelling van de lokale belasting als steun aan deze organisaties bijdraagt aan het welzijnsidee waarop het bestuur haar beleid afstemt. Door het ondersteunen van socio-culturele verenigingen en sportverenigingen wordt een grotere deelname aan het socio-cultureel- en sportleven bevorderd wat de democratisering ten goede komt; dat de gemeente deze maatschappelijk betrokken verenigingen vaak ook ondersteunt via gemeentelijke subsidies, zodat het onlogisch zou zijn dat het bestuur aan de ene zijde een subsidie zou verlenen en aan de andere zijde een belasting zou heffen ten laste van deze verenigingen voor haar algemene financiering;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
De artikelen 41, 162 en 170, §4 van de Grondwet;
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en meer specifiek de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335;
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Het Decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid van 15 juli 2016;
De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 over de gemeentefiscaliteit;
De financiële toestand van de gemeente.
Het agendapunt wordt aangenomen met 21 stemmen voor (cd&v Tessenderlo-Ham: Aegten H., Bertels H., Bosmans P., Govaerts S., Heselmans M., Lodts T., Raeymaekers P., Sanen N., Van Sweevelt P., Verboven E., Vooruit: Brusseleers K., Cukur A., Eens K., Gielen J., Nobels B., Pollet L., Steurs G., Vermeyen K., N-VA: Carmans R., Kortleven I., Vander Meer L.) en 5 stemmen tegen (Open Vld: Engelen S., Vandezande R., VLAAMS BELANG: Godecharle L., Keuten D., Vervaeren L.)
met ingang van 01 januari 2026, voor een termijn die eindigt op 31 december 2031, ten voordele van gemeente Tessenderlo-Ham, een belasting te heffen op de oppervlakte van de bedrijfsvestiging(en) van een onderneming, zelfstandige of vrije beroeper, gelegen op het grondgebied van de gemeente;
voor de toepassing van dit reglement te begrijpen onder:
- bedrijfsvestiging: elke bebouwde en/of onbebouwde oppervlakte, die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot gebruik is voorbehouden of bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden. Het gaat hierbij dan om bedrijfsvestigingen met een zelfstandige activiteit, een vrij beroep, een nijverheidsactiviteit, een bouwactiviteit, of gelijk welke andere activiteit. Elke bedrijfsvestiging wordt gekenmerkt en onderscheiden van elkaar door haar uniek ondernemingsnummer zoals weergegeven in de kruispuntenbank van ondernemingen. Indien een bedrijfsvestiging verschillende activiteiten uitoefent is het mogelijk dat ze behoren tot meerdere categorieën;
- agrarische bedrijfsvestiging: een bedrijfsvestiging die hoofdzakelijk bestemd is voor werkzaamheden van landbouw en/of tuinbouw;
- landbouw: een zelfstandige beroeps-of bedrijfsactiviteit gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt;
- tuinbouw: een zelfstandige beroeps-of bedrijfsactiviteit gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten, met het oog op een geregelde verkoop;
- recreatieve bedrijfsvestiging: een bedrijfsvestiging die hoofdzakelijk bestemd is voor het exploiteren van onder meer kampeerterreinen, andere recreatieve accommodaties van toeristische aard, sportinstallaties, maneges, dieren- en botanische tuinen, parken, markten, openluchtmusea, natuur- en wildreservaten en het louter bezit van bossen (zonder exploitatie als bosbouw);
- andere bedrijfsvestiging: de bedrijfsvestigingen die niet vallen onder de agrarische of recreatieve bedrijfsvestigingen. Het gaat hierbij dan om bedrijfsvestigingen met een zelfstandige activiteit, een vrij beroep, een nijverheidsactiviteit, een bouwactiviteit, of gelijk welke andere activiteit. Ook de patrimoniumvennootschappen, vastgoedvennootschappen, projectontwikkelaars en vastgoedontwikkelaars vallen onder deze categorie. Deze activiteit kan uitgevoerd worden in hoofd- of bijberoep;
- oppervlakte: elk (gedeelte van een) onroerend goed (bebouwd of onbebouwd), elke lokaliteit of ruimte onder gelijk welke vorm en die individueel of collectief worden gebruikt of kunnen gebruikt worden, met inbegrip van de plaats of het adres waarop een maatschappelijke of administratieve zetel gevestigd is;
- gebruik: elke vorm van gebruik, met inbegrip van onder meer het gebruik als bedrijfsterreinen, bedrijfsgebouwen, handelsruimte, kantoor, werkplaats, toonzaal, winkelruimte, kabinet, (toegangs)weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, conciërgewoning, al dan niet in gebruik zijnde stortplaatsen en slibbekkens, de braakliggende terreinen, de kijkwoningen, de woningen, de appartementen, de percelen gebruikt voor akkerbouw, weidebouw, bosbouw of veeteelt, de percelen gebruikt voor de tuinbouw (groenteteelt, fruitteelt, sierteelt, boomkwekerij, plantgoed, kweek van tuinbouwzaden),de markten, de parken, de openluchtmusea, de andere accommodaties van toeristische aard, de bossen (niet gebruikt voor bosbouw), de grondoverschotten, .... Ook de onroerende goederen in bouwfase en de onroerende goederen die louter tot latere exploitatie worden voorbehouden behoren tot de omvang van de grondoppervlaktes van de bedrijfsvestiging;
elke bedrijfsvestiging met haar maatschappelijke zetel in Tessenderlo-Ham en/of met een vestigingseenheid in Tessenderlo-Ham volgens de Kruispuntbank van Ondernemingen belastbaar te stellen. Een inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen op een bepaald adres op het grondgebied van de gemeente wordt steeds als een belastbare bedrijfsvestiging beschouwd.
Voor de ondernemingen, zelfstandigen en vrije beroepers waarvoor in de Kruispuntbank van Ondernemingen enkel een maatschappelijke zetel is opgenomen, met uitsluiting van enige andere vestigingseenheid, wordt de maatschappelijke zetel ook steeds als een belastbare bedrijfsvestiging beschouwd. Wanneer voor een onderneming, zelfstandige of vrije beroeper in de Kruispuntbank van Ondernemingen zowel een vestigingseenheid als een maatschappelijke zetel staat ingeschreven, zijn beide te beschouwen als een belastbare bedrijfsvestiging.
Voor de agrarische bedrijfsvestigingen worden ook de bedrijfsvestigingen (ondernemingsnummers) toegevoegd op basis van de gegevens aangeleverd door het Departement
Landbouw & Visserij waarbij de toestand "bewerker" en niet de toestand "loutere bemester" belast zullen worden.
Voor de patrimoniumvennootschappen, de ontwikkelings- en vastgoedmaatschappijen worden ook de bedrijfsvestigingen (ondernemingsnummers) toegevoegd op basis van de eigendomsgegevens aangeleverd door het kadaster per 1 januari van het aanslagjaar.
De lijst van bedrijfsvestigingen (ondernemingsnummers) wordt verder verrijkt door onderzoek van de gemeentelijke administratie door de beëdigde ambtenaren aangesteld door het college van burgemeester en schepenen.
Kortom alle economische actoren (bedrijfsvestigingen - ondernemingsnummers) actief op het grondgebied van de gemeente Tessenderlo-Ham vallen onder het reglement en worden belast conform de tarieven in artikel 6 § 4 en dit op basis van de objectieve parameters zijnde de grondoppervlakte en de Vlarem classificatie;
de belasting verschuldigd te maken voor de totale oppervlakte van alle bedrijfsvestigingen, gelegen op het grondgebied van de gemeente die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot zijn gebruik wordt voorbehouden.
Om belastbaar te zijn volstaat het dat een oppervlakte in eigendom is van of ter beschikking is van de belastingplichtige, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt (vb. braakliggende of woeste gronden, improductieve oppervlakte, oppervlakte zonder economisch rendabel nut of gebruik). De belasting blijft verschuldigd zolang de oppervlakte niet daadwerkelijk wordt aangewend voor een niet-belastbare bestemming;de belasting verschuldigd te maken voor de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de feitelijke vereniging, die een economische activiteit uitoefent en/of een vrij beroep, bijberoep of enige andere zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit, en die op 1 januari van het aanslagjaar (met uitzondering van de agrarische bedrijfsvestigingen) op het grondgebied van de gemeente één of meerdere bedrijfsvestigingen gebruikt of tot het gebruik voorbehoudt.
Voor agrarische bedrijfsvestigingen is in afwijking van het vorige lid de toestand "bewerker" voor het aanslagjaar van toepassing zoals aangeleverd door het departement Landbouw en Visserij.
De belastingplichtigen worden uniek geïdentificeerd via hun ondernemingsnummer. Elk ondernemingsnummer is bijgevolg een aparte bedrijfsvestiging.
In geval van erfpacht, recht van opstal of vruchtgebruik zal de belasting verschuldigd zijn door de erfpachthouder, de opstalhouder of de vruchtgebruiker.
In geval van concessie of handelshuur zal de belasting verschuldigd zijn door de concessiehouder of de huurder. Bij pacht is de belasting verschuldigd door de pachter.
Indien de bedrijfsvestiging zich uitstrekt op het grondgebied van verschillende gemeenten dan treft de belasting enkel het gedeelte gelegen op het grondgebied van de gemeente Tessenderlo-Ham. Indien de bedrijfsvestiging meerdere activiteiten uitvoert behorend tot de verschillende categorieën in artikel 6 § 4, dan zal er een opsplitsing worden gemaakt tussen deze categorieën en ontvangt de belastingplichtige voor elke categorie een apart aanslagbiljet;
§ 1. de belasting vast te stellen per belastingplichtige rekening houdend met de totale belastbare bebouwde en/of onbebouwde oppervlakte van de bedrijfsvestiging(en), gelegen op het grondgebied van de gemeente, met uitsluiting van het gedeelte dat uitsluitend als woongelegenheid wordt gebruikt door de belastingplichtige.
§ 2. Indien op eenzelfde goed meerdere belastingplichtigen een bedrijfsvestiging hebben, wordt de belasting voor elke belastingplichtige vastgesteld op basis van de door hem/haar gebruikte of tot gebruik voorbehouden bedrijfsoppervlakte. Tenzij onderling anders bepaald, wordt voor het bepalen van de onbebouwde oppervlakte dezelfde verhouding van de individuele bebouwde oppervlakte t.o.v. de totale bebouwde oppervlakte genomen. Hierbij blijft elke belastingplichtige hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting van de totale gemeenschappelijk gebruikte of ter beschikking zijnde oppervlakte. Indien de gemeenschappelijke oppervlakte eveneens gebruikt wordt door, of ter beschikking is van niet-belastingplichtigen, dan wordt bij de vaststelling van de belastbare oppervlakte het gedeelte van de gemeenschappelijke oppervlakte dat pro rata kan worden toegewezen aan niet-belastingplichtigen in mindering gebracht.
De bewijsplicht hiervan ligt bij de belastingplichtige(n). Hij/zij voeg(t)(en) de nodige bewijsstukken toe aan de aangifte.
§ 3. Indien de belastingplichtige beschikt over een hinderlijke inrichting klasse I of klasse II volgens Vlarem, wordt de volledige door de belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden bebouwde en onbebouwde oppervlakte op het kadastraal perceel of de kadastrale percelen, waarop de hinderlijke inrichting vergund is, onderworpen aan het verhoogd tarief beoogd in § 4 b) of c). De overige in hoofde van de belastingplichtige belastbare bebouwde en/of onbebouwde oppervlakte, niet-behorende tot de vergunde hinderlijke inrichting klasse I of II, wordt onderworpen aan het tarief van de betrokken categorie waartoe deze oppervlakte behoort.
§ 4.
a) Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt als volgt bepaald voor de oppervlakte van de bedrijfsvestigingen die niet vallen onder de categorieën beoogd in punt b) tot en met e):
- € 0,28 per m² grondoppervlakte met een minimum van € 150,00
b) Voor hinderlijke inrichtingen klasse II volgens Vlarem wordt het bedrag van de verschuldigde belasting als volgt bepaald:
- € 0,40 per m² grondoppervlakte met een minimum van € 215,00
c) Voor hinderlijke inrichtingen klasse I volgens Vlarem wordt het bedrag van de verschuldigde belasting als volgt bepaald:
- € 0,70 per m² grondoppervlakte met een minimum van € 375,00
d) Voor de agrarische bedrijfsvestigingen bedraagt de belasting per vestiging: € 10 / 10.000 m² (1 ha) met een minimum aanslag van € 100,00;
Indien de belastingplichtige benevens de agrarische bedrijfsvestiging(en) nog beschikt over andere belastbare oppervlakte, wordt deze oppervlakte onderworpen aan het tarief van de betrokken categorie waartoe deze oppervlakte behoort.
e) Voor de recreatieve bedrijfsvestigingen bedraagt de belasting per vestiging: € 500 per belastbare oppervlakte tot en met 50.000 m² (5 ha); € 1.000 per belastbare oppervlakte van meer dan 50.000 m² (5 ha).
Indien de belastingplichtige benevens de recreatieve bedrijfsvestiging(en) nog beschikt over andere belastbare oppervlakte, wordt deze oppervlakte onderworpen aan het tarief van de betrokken categorie waartoe deze oppervlakte behoort;
de belasting ineens en voor heel het jaar verschuldigd te maken op basis van de toestand op 1 januari van het aanslagjaar behalve bij de agrarische bedrijfsvestigingen waarbij de toestand "bewerker" zoals aangeleverd door het departement Landbouw en Visserij van toepassing is.
De stopzetting of vermindering van de werkzaamheden in de loop van het aanslagjaar, of de vermindering van de belastbare oppervlakte in dit jaar, geven geen aanleiding tot belastingvermindering.
Bij een tijdelijke onderbreking van de werkzaamheden of zolang de vereffening van een vennootschap niet is afgesloten blijft de hoedanigheid van belastingplichtige bestaan. De hoedanigheid van belastingplichtige gaat slechts verloren wanneer het ondernemingsnummer definitief is stopgezet in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
vrijstelling te verlenen:
- De Belgische staat, de provincie, de gemeenten, de gewesten en gemeenschappen;
- De verenigingen voor mede-eigenaars omdat de verenigingen voor mede-eigenaars een doorgeefluik zijn waarbij de belasting finaal wordt doorgerekend aan de
particuliere eigenaars die geen economische activiteit ontplooien in de gemeente of aan de bedrijfsmatige eigenaars die reeds belast worden door dit belastingreglement;
- De vroegere burgerlijke maatschappen die omgevormd werden tot maatschap-onderneming omdat deze enkel kaderen in de regeling van familiale erfopvolging;
- De ondernemingsnummers met als loutere doelstelling het beheer van het persoonsvolgend budget van een gehandicapte;
- Onderwijsinstellingen;
- Zorginstellingen;
- Verenigingen zonder winstoogmerk, die aangesloten zijn bij een gemeentelijk adviesorgaan en in aanmerking komen voor gemeentelijke subsidies;
- Kerkfabrieken.
Vermindering te verlenen:
- De oppervlakte van de gebouwen waarvoor de belastingplichtige voor hetzelfde aanslagjaar de opcentiemen op de door het Vlaams Gewest geheven heffing op leegstaande en/of verwaarloosde gebouwen verschuldigd is, wordt in mindering gebracht voor de berekening van de verschuldigde belasting in kader van onderhavig belastingreglement;
- De oppervlakte van de woningen en gebouwen waarvoor de belastingplichtige voor hetzelfde aanslagjaar de opcentiemen op de door het Vlaams Gewest geheven heffing op leegstaande en/of verwaarloosde gebouwen verschuldigd , wordt in mindering gebracht voor de berekening van de verschuldigde belasting in kader van onderhavig belastingreglement.
Enkel de werkelijk betaalde opcentiemen kunnen in mindering worden gebracht van de verschuldigde belasting in het kader van onderhavig belastingreglement;
§ 1. Elke belastingplichtige moet jaarlijks aangifte doen van de totale belastbare oppervlakte, desgevallend opgesplitst per categorie zoals voorzien in artikel 6 § 4. Het gemeentebestuur stelt daartoe aangifteformulieren ter beschikking. De correct ingevulde, gedag- en gehandtekende aangiften moeten uiterlijk op 31 december van het aanslagjaar toekomen bij de financiële dienst van het gemeentebestuur.
§ 2. Wanneer alle aangiftegegevens gekend zijn door de financiële dienst van het gemeentebestuur, kan aan de belastingplichtige daarvoor een voorstel van aangifte worden bezorgd, waarop de aangiftegegevens reeds staan ingevuld.
Een belastingplichtige is vrijgesteld van de in § 1. voorgeschreven aangifteplicht op voorwaarde dat hij/zij een voorstel van aangifte ontving. Deze vrijstelling van aangifteplicht geldt slechts indien de voorgedrukte gegevens op het voorstel van aangifte overeenstemmen met de werkelijkheid.
Indien de belastingplichtige vaststelt dat de voorgedrukte gegevens onjuist en/of onvolledig zijn of niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari of de toestand ‘bewerker’ zoals aangeleverd door het departement Landbouw & Visserij (enkel bij agrarische bedrijfsvestigingen) van het aanslagjaar, moet hij/zij het voorstel van aangifte ten laatste binnen de termijn vermeld op dit voorstel, verbeterd en vervolledigd terugzenden.
Het teruggezonden voorstel van aangifte moet duidelijk en volledig alle correcte gegevens vermelden en de nodige verbeteringen moeten worden aangebracht.
§ 3. Het is de belastingplichtige die moet bewijzen dat hij/zij het verbeterde voorstel van aangifte of de aangifte tijdig en correct indiende.
§ 4. Tevens moet de belastingplichtige binnen de maand uit eigen beweging aangifte doen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, bij de dienst belastingen en invordering van:
- elke nieuwe of bijkomende vestiging op het grondgebied van de gemeente;
- elke wijziging van de beschikbare oppervlakte, in principe dus elke verwerving of vervreemding van onroerend goed, elk begin of einde van huur, pacht, en elke andere wijze waardoor de beschikbare oppervlakte op het grondgebied van de gemeente wijzigt;
- elke verandering in de uitbating;
- de definitieve stopzetting van het bedrijf, de handelszaak of de zelfstandige beroepsactiviteit op het grondgebied van de gemeente.
§ 5. Wie geen aangifteformulier ontving moet het document afhalen of aanvragen bij de administratie (eventueel via belastingen@tessenderlo-ham.be) en dit ten laatste voor 1 december van het aanslagjaar;
bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 9 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, de mogelijkheid te bieden de belasting ambtshalve in te kohieren op grond van de beschikbare gegevens en op de wijze bepaald in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve inkohiering van belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De belasting mag niet worden gevestigd voor die termijn verstreken is, behoudens als de rechten van de gemeentelijke thesaurie in gevaar verkeren ingevolge een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijn.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van 3 jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar.
Deze termijn wordt met 2 jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen. De ambtshalve ingekohierde belasting kan verhoogd worden met 25 % bij een eerste inbreuk, met 50% bij een tweede inbreuk, met 75% bij de derde inbreuk en met 100% bij alle volgende inbreuken. Deze verhoging wordt ook ingekohierd;
de kohieren vast te stellen en uitvoerbaar te verklaren ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen;
de overtredingen op dit reglement te laten vaststellen door beëdigde ambtenaren, die aangesteld worden door het college van burgemeester en schepenen;
bij laattijdige betaling de regels toe te passen betreffende de nalatigheidintresten inzake rijksinkomstenbelastingen, overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008;
de belasting betaalbaar te stellen binnen de twee maanden na toezending van het aanslagbiljet;
bij weigering om mee te werken aan een fiscale controle of weigering om boeken of bescheiden voor te leggen een administratieve boete op te leggen van € 250,00;
het mogelijk te maken bezwaar in te dienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
De hoorzitting moet niet meer verplicht voor elk bezwaar worden georganiseerd, maar enkel indien de belastingschuldige (of zijn vertegenwoordiger) er uitdrukkelijk om gevraagd heeft bij het indienen van zijn bezwaar;
het belastingreglement bekend te maken overeenkomstig artikel 286 §1,1° van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017;
het belastingreglement in werking te laten treden conform Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen.